Het verbod op reclame voor plastische chirurgie is niet meer. In een arrest van 22 mei 2013 verklaarde het Grondwettelijk Hof de betreffende Wet van 6 juli 2011 in strijd met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet.
Doel van de wet van 6 juli 2011
In 2011 nam de Belgische wetgever de Wet tot instelling van een verbod op reclame voor ingrepen van medische esthetiek en tot regeling van de informatie over dergelijke ingrepen aan. Het doel was het instellen van een verbod op reclame voor cosmetische ingrepen. De toelichting bij het wetsvoorstel vermeldt als reden voor dit verbod dat steeds meer mensen hun toevlucht zoeken tot cosmetische chirurgie om hun uiterlijk te veranderen. Bepaalde ingrepen zoals liftings, liposucties of borstvergrotingen zijn echter geen onschuldige ingrepen, maar wel echte operaties met alle risico’s die daarmee samenhangen. Volgens de indieners van het wetsvoorstel wordt de rush naar cosmetische chirurgie nog aangewakkerd door een overdreven media-aandacht waarbij reality-TV, voyeurisme en internetreclame uitdrukkelijk worden genoemd. Daarbij worden technieken zoals foto’s ‘voor en na’ en promoties niet geschuwd.
Naar de mening van de wetgever volstond de Code van de geneeskundige plichtenleer niet om de problematiek het hoofd te bieden en daarom koos de Belgische wetgever om een reclameverbod in te voeren.
Het wettelijke verbod
Artikel 3 van de Wet van 6 juli 2011 verbiedt reclame voor ingrepen van medische esthetiek. Onder reclame wordt verstaan ‘iedere vorm van mededeling of handeling die rechtstreeks of onrechtstreeks tot doel heeft ingrepen van medische esthetiek te bevorderen, zulks ongeacht de daartoe aangewende plaats, drager of technieken, reality-tv-uitzendingen inbegrepen’. Reclame wordt aldus erg ruim gedefinieerd op een wijze die ook internet, hyperlinks, banners op internetsites en reality-tv-programma’s moet insluiten. In de Wet van 6 juli 2011 werd zelfs een definitie voorzien van het begrip reality-tv-uitzending.
Ingrepen van medische esthetiek worden in artikel 2, 4° gedefinieerd als ‘elke ingreep van een beoefenaar van de geneeskunde als bedoeld in artikel 2 §1 van het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen, om iemands uiterlijk op diens vraag te veranderen om esthetische redenen, zonder therapeutisch of reconstructief doel. Dit behelst ook de inspuitingen, evenals laser klasse IV- en IPL-behandelingen’. Hiermee worden volgens de parlementaire voorbereiding bedoeld: handelingen die een onderdeel zijn van de geneeskunde in het algemeen en die het uiterlijk van een individu wijzigen, zonder therapeutisch of reconstructief doel, met inbegrip van injecties en laser klasse IV-behandelingen. Persoonlijke informatie met betrekking tot ingrepen van medische esthetiek bleef echter wel mogelijk, indien bepaalde voorwaarden vervuld zijn.
Overtredingen op de Wet van 6 juli 2011 werden behoorlijk zwaar bestraft. Enerzijds riskeerde de overtreder een gevangenisstraf van acht dagen tot een maand, anderzijds een geldboete van 250 tot 10.000 euro (nog te verhogen met opdeciemen). Bovendien kan de rechtbank publicatie van het vonnis of een samenvatting ervan bevelen op kosten van de overtreder in drie kranten of op enige andere wijze. De bevoegde ambtenaar van de FOD Volksgezondheid kon dan weer een administratieve geldboete van 125 euro opleggen voor de overtreding van het reclameverbod. In geval van herhaling, kan die verdubbeld worden.
Oordeel van het Grondwettelijk Hof
Verschillende partijen voerden voor het Grondwettelijk Hof aan dat de Wet van 6 juli 2011 de artikelen 10 en 11 van de Grondwet schendt, doordat zij enkel van toepassing is op artsen die ingrepen van medische esthetiek uitvoeren en personen die daarvoor reclame maken en niet op andere personen die ingrepen van medische esthetiek uitvoeren en personen die daarvoor reclame maken. Het verbod was inderdaad beperkt tot ingrepen van medische esthetiek die worden uitgevoerd door een beoefenaar van de geneeskunde, als bedoeld in artikel 2, §1 van het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen en gold dus niet voor personen die niet over een wettelijk diploma van doctor in de genees-, heel- of verloskunde beschikken.
Het Grondwettelijk Hof stelt vast dat ook andere beroepsbeoefenaars, met name schoonheidsspecialisten, soortgelijke ingrepen uitvoeren en dat in het huidige wettelijke kader ook wel degelijk kunnen mits aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan (bv. epilatietechnieken met een laser van klasse 4 of met fel pulserend licht). Het staat in ieder geval vast dat het schoonheidsspecialisten niet principieel verboden is om bepaalde van de esthetische behandelingen uit te voeren die nochtans onder het reclameverbod vallen indien ze door artsen worden uitgevoerd.
Het oordeel van het Hof is dan ook dat de Wet van 6 juli 2011 een verschil in behandeling doet ontstaan voor wat betreft de mogelijkheid om reclame te voeren voor bepaalde esthetische ingrepen. Worden de ingrepen door een arts uitgevoerd, is reclame verboden. Gaat het om ingrepen door een andere bevoegde persoon, is reclame niet verboden. In het licht van de door de Ministerraad aangehaalde doelstelling (bescherming volksgezondheid en bestrijding van uitwassen en misbruik op het vlak van medische esthetiek) is het niet pertinent om voor dezelfde of soortgelijke ingrepen een reclameverbod in te voeren, afhankelijk van wie de persoon is die de ingreep uitvoert. Dit geldt volgens het Grondwettelijk Hof des te meer daar artsen een uitgebreide en grondige opleiding hebben genoten en dus van hen kan worden verwacht dat zij de gevolgen van een behandeling voor de gezondheid beter kunnen inschatten dan andere personen die dezelfde of een soortgelijke behandeling uitvoeren.
Het Grondwettelijk Hof vernietigt dan ook de betreffende Wet.
U kan dit arrest nalezen op de website van het Grondwettelijk Hof.