Overeenkomsten op afstand: website is geen duurzame drager of toch niet altijd

In een arrest van 5 juli 2012 oordeelde het Hof van Justitie dat een gewone internetsite geen ‘duurzame drager’ is in de zin van artikel 5, lid 1 van richtlijn 97/7/EG. Een onderneming actief in bv. de verkoop via internet zal moeten kiezen voor andere middelen om de informatie aan de consument te verstrekken, zoals via e-mail of sms, op USB-stick of memory card. Het Hof doet echter geen uitspraak over zogenaamde ‘geavanceerde’ websites.

Een gewone website is geen duurzame drager

Artikel 46 §1 van de Wet Marktpraktijken verplicht de onderneming  in het kader van een overeenkomst op afstand tot bevestiging van een aantal gegevens aan de consument, waarbij die onderneming de keuze heeft om dit schriftelijk of op een duurzame drager te doen. Deze verplichting is gebaseerd op artikel 5, lid 1 van richtlijn 97/7 betreffende de bescherming van de consument bij op afstand gesloten overeenkomsten. Het Hof van Justitie heeft in het recente arrest van 5 juli 2012 onderzocht of een internetsite kan beschouwd worden als een ‘duurzame drager’. Het Hof oordeelde dat een duurzame drager veronderstelt (1) dat de consument de aan hem persoonlijk gerichte informatie kan opslaan, (2) dat gewaarborgd wordt dat de inhoud ervan niet wordt gewijzigd, (3) dat de informatie gedurende een passende termijn toegankelijk is en (4) dat de drager consumenten de mogelijkheid biedt om de informatie ongewijzigd weer te geven. Een gewone website biedt deze garanties niet, onder meer omdat een verkoper de inhoud ervan eenzijdig kan wijzigen.

Geen uitsluitsel over ‘geavanceerde’ websites

Het Hof van Justitie heeft echter niet gezegd dat een website nooit een duurzame drager kan zijn. Volgens één van de bij het geding betrokken partijen bestaan er immers ‘geavanceerde’ websites die wel de vereiste garanties bieden. Omdat de website die in het geding aan de orde was geen dergelijke geavanceerde website was, heeft het Hof van Justitie hierover geen uitspraak gedaan. Dit wil zeggen dat het Hof niet heeft uitgesloten dat een website inderdaad de nodige garanties kan bieden en dus een duurzame drager kan zijn.

Belang overstijgt verkoop op afstand

De prejudiciële vraag waarop het Hof antwoordde, betrof de uitlegging van Richtlijn 97/7/EG, maar het concept ‘duurzame drager’ komt ook in andere Europese wetgeving terug, zoals de Richtlijn betalingsdiensten (PSD),
de Richtlijn consumentenkrediet (CCD) en
de Richtlijn verzekeringsbemiddeling. Er is geen reden om aan te nemen dat het concept ‘duurzame drager’ in deze Richtlijnen een andere betekenis zou hebben en bijgevolg is het arrest ook voor de uitlegging van deze richtlijnen van belang.

De zaak is bij het Hof van Justitie bekend onder het nummer C-49/11 en het arrest kan worden geraadpleegd op de website van het Hof.

Op deze blog verscheen enkele weken geleden ook al een korte bijdrage met betrekking tot websites (specifiek m.b.t. de vraag waar de informatie op een website vermeld moet worden) en een bijdrage over de impact van de Richtlijn consumentenrechten op de verplicht te vermelden informatie bij verkoop op afstand en overeenkomsten gesloten buiten de verkoopruimten van de onderneming.

Wetsontwerp verbiedt minikredieten niet, maar maakt die wel minder winstgevend

In juni kondigde de regering een wetgevend initiatief aan in verband met de zogenaamde minikredieten. Dit wetgevend initiatief is intussen genomen en het zal ervoor zorgen dat dergelijke kredieten voor de ondernemingen die ze aanbieden, commercieel veel minder interessant worden.

Wat zijn minikredieten?

Een aantal ondernemingen biedt heel actief deze kredietvormen aan. Zij maken gebruik van artikel 3 §1, 3° van de Wet consumentenkrediet (WCK) dat kredietovereenkomsten zonder interest waarbij het krediet binnen een termijn van twee maanden moet worden terugbetaald en de kredietgever kosten vraagt die lager zijn dan 50 euro per jaar (geïndexeerd), uitsluit van het toepassingsgebied van de WCK. Een lening van 300 euro aan de consument waaraan 49 euro kosten verbonden zijn (geen interest) en die moet worden terugbetaald op een termijn van zes weken valt bijvoorbeeld niet onder de WCK.

Een ruimere toepassing van de Wet consumentenkrediet

Binnenkort zullen dergelijke kredietvormen veel minder winstgevend worden voor de onderneming die de lening aanbiedt. De regering diende begin juli een wetsontwerp in dat ertoe strekt om de uitzondering in artikel 3 §1, 3° WCK te herschrijven. Volgens het ontwerp zouden de maximale kosten niet meer uitgedrukt worden ‘per jaar’ (50 euro), maar op maandbasis (4,17 euro). De bedoeling is dat slechts zijn uitgezonderd van de WCK: kredietovereenkomsten zonder interest waarbij het krediet binnen een termijn van twee maanden moet worden terugbetaald en de kredietgever kosten vraagt die lager zijn dan 4,17 euro op maandbasis (geïndexeerd). Het voorbeeld hierboven (300 euro op 6 weken met 49 euro kosten), zou dus niet meer onder de uitzondering vallen.

Concreet worden dus meer kredietovereenkomsten onderworpen aan de WCK en dat heeft praktische gevolgen voor die leningen. Dit betekent immers dat naargelang het kredietbedrag (al dan niet minder dan 200 euro) de hele WCK of een deel ervan van toepassing wordt. De WCK voorziet bijvoorbeeld in bepalingen inzake kredietpromotie en precontractuele informatie. Daarnaast dient de onderneming die het krediet verstrekt in beginsel ook erkend te zijn als kredietverstrekker en gelden er maximale jaarlijkse kostenpercentages die afhangen van het type (bv. lening op afbetaling of kredietopening) en van het bedrag van de kredietovereenkomst.

Het wetsontwerp  werd op enkele dagen tijd behandeld in Kamer en Senaat en werd ongewijzigd aangenomen. De tekst werd evenwel nog niet in het Staatsblad gepubliceerd.