Stel: uw onderneming leeft alle mogelijke regels na (bv. vereiste vergunningen of de privacy-wetgeving), maar uw concurrent neemt het hiermee wat minder nauw en behaalt hierdoor een competitief voordeel. Om het evenwicht te herstellen, wenst u niet dezelfde weg te bewandelen, maar wil u die andere onderneming dwingen om de regels na te leven. Hoe kan u dit dan efficiënt bewerkstelligen? Een suggestie.
Onwettige mededinging
Het antwoord ligt in de leer van de “onwettige mededinging”. Het arrest van 9 mei 2012 van het hof van beroep te Brussel is een mooie gelegenheid om de principes achter deze leer nog eens kort uiteen te zetten. De essentie is dat de schending van een wettelijke bepaling die niet uitdrukkelijk wordt genoemd in of deel uitmaakt van de Wet Marktpraktijken toch een schending van deze wet kan uitmaken. Het aanknopingspunt hiervoor wordt gevonden in de algemene norm van artikel 95 van de Wet Marktpraktijken. Een inbreuk op een andere wetgevende tekst zal meteen ook een inbreuk op artikel 95 uitmaken voor zover de inbreuk wordt begaan bij of ter gelegenheid van de uitoefening van het beroep en voor zover de onderneming in kwestie de beroepsbelangen van één of meer andere ondernemingen schaadt of kan schaden door deze wetsinbreuk. Het volstaat in dat verband dat de inbreuk een competitief voordeel verstrekt aan diegene die de inbreuk begaat.
Wanneer er effectief sprake is van een inbreuk op artikel 95 van de Wet Marktpraktijken, kan men een stakingsvordering instellen om de stopzetting van de inbreuk te horen bevelen onder verbeurte van dwangsommen. Vaak kan dit relatief snel en worden inbreuken uitgesloten voor de toekomst.
Mogelijke toepassingen
In het genoemde arrest van het hof van beroep te Brussel was een schending van de Wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen aan de orde. Verschillende andere toepassingen van de leer van de onwettige mededinging zijn ook al voorgekomen in de rechtspraak of zijn minstens ook mogelijk. Voorbeelden zijn een schending van de Wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, een tekortkoming aan de vergunningsplicht voor reisbureaus, een schending van de Wet Consumentenkrediet of zelfs een inbreuk op het Wetboek van vennootschappen (zoals de verplichte vermeldingen op een website).